ARTIKEL OVER FRITS BAAKE IN TROUW DE DATO 7 MEI 2008.

Waarom zou je je laten veroordelen tot een afhankelijk leven, alleen omdat je blind bent? Frits Baake trok met zijn intelligentie en innemendheid interessante mensen aan, en wist zo zijn handicap irrelevant te maken.

Met zijn dochter heeft Frits Baake veel op de tandemfiets gezeten, zij voorop en hij erachter. Dit tandemrijden vergt een speciale instelling. Ziende mensen hebben de neiging om te gaan meesturen, maar daarmee werk je alleen maar tegen. Je moet je handen losjes op het stuur leggen, luisteren naar de aankondigingen van de voorrijder en meegeven met de bewegingen van de fiets.
Dat riekt naar totale afhankelijkheid, maar Frits Baake kon niet met iedereen op één fiets zitten.

Hij wenste absoluut niet in een ondergeschikte rol als ´gehandicapte´ te worden geduwd. “Als de voorrijder het alleen voor zichzelf doet, óf alleen voor jou, is het evenwicht zoek”, wist hij. Dat ondervond ook een overijverige gids tijdens een paardrijvakantie in Frankrijk. Jean-Claude had het paard ingespannen voor Frits, waarna hij zelf het paard inspande voor zijn vrouw Nelly. Even laten merken dat hij wel om hulp zou vragen als hij dat zelf nodig vond. Gelijkwaardigheid, daar draaide het allemaal om.

Dat speelde al een rol in zijn opvoeding in Enschede, als oudste zoon van een gezin uit de kleine middenstand met twee jongens. Zijn vader koesterde sympathie voor het socialistische gedachtegoed, iets wat Frits later zou voortzetten toen hij actief lid werd van de CPN. Het was ook zijn klasse die maakte dat hij, ondanks zijn hoge intelligentie, vanaf de lagere school werd verwezen naar de Mulo en niet naar de HBS.

Niet de oogkwaal die hem het zicht in de loop van zijn tienerjaren steeds verder zou belemmeren, was dus de aanleiding tot zijn te lage inschaling voor school. Hij was als klein kind al nachtblind, maar slimme mensen weten een handicap vaak nog een lange tijd te verbergen. Dat paste ook in de levenshouding van het gezin. Van de kant van zijn moeder, opgegroeid in een katholiek nest, speelde schuldgevoel een rol. Maar er was ook de behoefte om het te ontkennen, zoals zijn vader dat ook had gedaan. Zij het in mindere mate had die namelijk dezelfde oogaandoening. Toch zou hij nog lang blijven autorijden.

Frits Baake liet zich door zijn oogaandoening niet afleiden. De nonnen die hem les gaven, wisten zich soms geen raad met de jongen die met zijn assertiviteit tal van vriendjes om zich heen verzamelde. Later zou hij geen kans onbenut laten om zijn organisatorische en bestuurlijke talenten te gebruiken. Hij volgde in Zwolle de opleiding Kinderbescherming A en B en deed een studie Sociaal-cultureel werk in Baarn.

Overal waar hij kwam, hadden de besturen en inspraakorganen een grote aantrekkingskracht op hem. Zo kwam hij ook in de HBO/raad, wat hem een keer tot bij een hoorzitting in de Tweede Kamer bracht. Zijn eerste baan had hij op een vormingsinstituut voor jongeren in Rotterdam, waar hij zich ook actief voor de CPN ging inzetten. Later werkte hij op het Blauwehuis in Utrecht, waar hij jongeren hielp met het afkicken van hun drugsverslaving.

Het bracht hem veel voldoening, maar zijn voortschrijdende oogkwaal maakte hem het werken gaandeweg onmogelijk. Hij werd arbeidsongeschikt verklaard. In Utrecht had hij ook Nelly ontmoet, zijn latere vrouw. Ze trouwden in 1988 in de Achterhoek. In augustus van dat jaar werd er een zoon geboren, enkele jaren later kwam daar een dochter bij. Ze beleefden gelukige jaren op een boerderij waar de kinderen speelden tussen de katten, de hond en de pony.

Jan  Mulder, een bevlogen topsporter die met het tandemrijden zilver en goud won op de Paralympics in Sydney en ook goud binnensleepte in Barcelona en Atlanta, ontmoette de man die zijn beste vriend zou worden in 1992 voor het eerst op de kunstijsbaan in Deventer. Frits Baake schaatste er rond, met een stuk pvc/buis achter een begeleider aan, en Jan Mulder sprak hem aan om hem te werven voor het tandemfietsen. Hij kwam het eens proberen en kreeg gelijk de smaak te pakken. Hoewel, eigenlijk hield hij niet zo van snelheid, zoals hij er ook een hekel aan had om passagier te zijn van een onzekere automobilist.

De eerste tandemrit met zijn vrouw Nelly voorop, ging niet harder dan 25 kilometer per uur. Toch ging het al gauw harder. Hij kreeg er plezier in, al was elke incidentele val weer even een stap terug. En dan vooral die ene keer, toen zijn voorrijder een 72-jarige man, plots werd getroffen door een hartstilstand en overleed. Frits botste tegen een boom en brak daarbij zijn sleutelbeen.
Hij stapte al snel weer op de fiets en deed mee aan wedstrijden, maar hij deed dat minder fanatiek dan Jan als topsporter. Dat paste veel beter bij zijn bourgondische levenshouding. Hij hield van zijn biertje en zijn sigaartje, wat een bevriende mecanicien er eens toe bracht om een asbak op zijn tandemfiets te monteren. Maar de inspanningen van Jan Mulder om het tandemfietsen als sport op de kaart te zetten, inspireerden hem al gauw om zijn talent voor bestuur en organisatie in te zetten.

In 1994 werd de stichting ´Tandem´ opgericht, waarvan Frits de penningmeester/secretaris werd. Bij de Paralympics in Sydney en Athene was hij teammanager van het begeleidingsteam van de tandemrijders. Hij speelde voor Jan Mulder een onontbeerlijke rol. De topsporter kon zich op zijn trainingen concentreren, terwijl Frits Baake ervoor zorgde dat de voorwaarden werden geschapen.
Ze bedachten samen voortdurend plannen, die Frits na hun gesprekken vaak al compleet uitwerkte in de tijd die Jan nodig had om thuis te komen. “Ik dacht: ik rammel het gelijk maar even op”, zei Frits dan tegen Jan, in een telefoontje dat bedoeld was om hem onmiddellijk te laten reageren. Frits had het dan al helemaal in zijn hoofd en hij hield niet van talmen. Hij maakte zich er hard voor, drukte het plan erdoorheen, terwijl hij eigenlijk een ‘onverkoopbaar’ product had.

Het ultieme doel van de mannen was namelijk de gehandicaptensport uit het verdomhoekje te halen. Want het aanzien van de sport werd in de afgelopen jaren niet beter op. Vele kranten besteden meer aandacht aan gehandicapte sporters op hun pagina´s met menselijke reportages dan op hun sportpagina´s, wat Frits Baake en Jan Mulder als pure diskwalificatie beschouwden. Sponsors steken er bovendien nauwelijks hun nek voor uit of gaan ‘kruidenieren’, zoals die keer dat de gehandicapte wielrenners op een toernooi één paar schoenen minder kregen dan de ´gewone´ wielrenners.

Aan Frits Baake hadden ze in zo´n geval een slechte,  maar hij bleef er ogenschijnlijk stoicijns onder. Zo wist hij heel goed dat er bij het Nationaal Olympisch Comité altijd wat af moest, en diende hij dus een plan in met posten die in de onderhandelingen konden sneuvelen, zodat er een aanvaardbaar resultaat overbleef. Hij was het ook die bij de Spelen in Sydney bewerkstelligde dat de paralympische sporters drieëneenhalve week vantevoren al mochten komen trainen om de baan te verkennen, een privilege dat tot dan toe totaal ongewoon was bij de Paralympics.

Frits Baake leek ‘hotemetoten’ te doorzien en peilde hun behoeften. Daarom trok hij voor hen zijn nette pak aan. Niet om zich aan te passen, maar om het spel te spelen. Hij zette hoog in en ging er bij voorbaat van uit dat hij 40 procent van zijn wensen zou binnenslepen.
Zijn kracht lag in de rede, het argumenteren, en daar lag ook zijn liefde. Hij verslond een enorme hoeveelheid boeken en deed niets liever dan daar lange nachten over te filosoferen met zijn vrienden. Hij was innemend, maar geen allemansvriend. Hij hield niet van small talk en wilde slimme mensen om zich heen.

Het glas was altijd halfvol, en nachten met Nelly en zijn vrienden duurden vaak tot het ochtendgloren. Maar even bourgondischer als zijn liefde voor een sigaartje, een goed glas en lekker eten was wel Frits’ instelling om al het mogelijke uit zijn leven te halen, hier en nu, zoals ook een sporter niet alleen kan leven van zijn ultieme hoogtepunten: hij moet ook tussendoor successen hebben om door te kunnen gaan.

Toen Frits in de afgelopen jaren geconfronteerd werd met een onbehandelbare vorm van kanker, reageerde hij daarop door zo veel mogelijk de dingen te doen die hij leuk vond en ook te blijven reizen. Dat was geen fatalisme; hij weigerde simpelweg zich te laten inhalen door de dood. Met zijn dochter volgde hij in de afgelopen winter een cursus Spaans en met zijn zoon reisde hij met Kerst nog naar Rome. Ondanks zijn slechte conditie ging hij onlangs mee op een trainingskamp met de tandemmers op Mallorca, maar terug in Nederland bleek hij een fatale legionellabesmetting te hebben opgelopen.

In het ziekenhuis in Enschede nam hij afscheid van zijn gezin, zijn familie en zijn beste vrienden en ook van zijn blindengeleidehond, de zwarte rottweiler Willem met wie hij zes jaar lang een rotsvast team vormde. Willem is de enige rottweiler die het ooit tot blindengeleidehond heeft geschopt. Want een rottweiler temmen, dat kan alleen een hele sterke baas.